Hoe gaan kunstenaars om met natuur in hun werk? Deel 4 (NL)

Hoe gaan kunstenaars om met natuur in hun werk? Deel 4 (NL)

Deel 4: Natuurlijke onmaakbaarheid

 

Inleiding

Ook in dit hoofdstuk speelt de oorlog een grote rol. Door de oorlog was er overal wanorde, er was twijfel in de gevestigde orde en de samenleving stond niet zo sterk als het hiervoor was. Men zag de vochtige, ziekteverwekkende huizen en wilden daar verandering in brengen. Architecten wilden een ideale architectuur. Ze wilden orde en openheid, ze wilden eerlijkheid en dat zie je goed terug in de manier waarop ze hun materialen inzetten. Het is in mijn ogen dus een logische reactie om als kunstenaar de leefomgeving van de mensen aan te passen. Uiteindelijk blijkt de mens niet zo maakbaar als ze dachten, en zo denk ik dat dat ook met de natuur het geval is.
 

Bauhaus

Walter Gropius is een tijd directeur geweest van de school Bauhaus. Op de school werden ambachtelijke beroepen gestudeerd. Het draaide om industriële vervaardiging. Om de samenkomst van kunst en leven, ook wel gesamtkunst. Gropius schreef in een manifest over het Bauhaus dat een kunstenaar gelijkgesteld moet worden aan een ambachtsman. Een kunstenaar is geen genie, hij of zij is een ambachtsman. Hij wilde dat kunst in het normale leven opgenomen moest worden. Hij schreef: “Het uiteindelijke doel van alle kunst is het gebouw. De decoratie van het gebouw was ooit het hoofddoel van de beeldende kunst en ze werden als onmisbare delen van het grote gebouw beschouwd. (…) Architecten, schilders en beeldhouwers moeten een nieuwe manier van kijken leren kennen en het samengestelde karakter van het gebouw begrijpen, zowel als geheel als qua onderdelen.” [1]
Hierin hoor je dus terug wat er ook op de school wordt geleerd aan de studenten. Ondanks dat kunst en leefwereld samenkomen, zijn ook de materialen die gebruikt worden heel belangrijk. Het materiaal moet  betaalbaar zijn, maar ook van hoge kwaliteit. Het gebouw moet functioneel zijn en een doel is dat er veel licht binnenkomt in de gebouwen.  Wat er bedoelt wordt met functionaliteit is dat een stoel bijvoorbeeld niet lekker moet zitten, maar echt puur en alleen maar een stoel is; iets waar je op kunt zitten. Zo ook in de architectuur. Een huis moet bepaalde ruimtes hebben, zo heb je een eetkamer waar je alleen maar in eet en een slaapkamer waar je alleen maar in kunt slapen. Dit maakt het hele toegankelijke kunst en leesbaar voor alle mensen. Je kunt namelijk zien hoe elementen zijn samengevoegd. Het moet een bepaalde helderheid hebben. Zo worden leidingen buiten het gebouw gelaten, je verbergt het niet in de constructie, maar je laat het zien. Huizen hebben vaak geen versieringen, geen tapijten. Het uiterlijk en het innerlijk moet bij elkaar aansluiten.
 
Linksboven; Afb 13: Walter Gropius, Bauhaus, 1933
Rechtsboven; Afb 14: Le Corbusier, Villa Savoye, 1931
Linksonder; Afb 15:Le Corbusier, Radiant City, 1924
Rechtsonder; Afb 16: Geïnspireerd op Corbusier, De Bijlmer, 1960
 
 
Villa Savoye van Le Corbusier kun je haast zien als een manifest van het bovenstaande. Je ziet een rij vol met ramen, die veel licht binnen laten op alle tijden van de dag. Het gebouw staat op palen, het gebouw is dus van de grond gehaald waardoor het een ruimtelijk geheel wordt. Geen vierkant blok van een huis, maar het neemt de ruimte. Het heeft een stalen constructie met een tuin op het dak.
Maar Le Corbusier wilde meer, hij wilde door middel van architectuur de wereld verbeteren. Hij wilde net zoals een aantal andere architecten de wereld anders vormgeven, beter vormgeven. Waarom? Wanneer hij naar buiten keek en de steden zag, zag hij niks anders dan donkere huizen en straten die ongezond en vochtig waren. Architectuur was op dat moment alleen voor de rijke mensen, hij wilde het juist  betaalbaar hebben voor iedereen. Zijn ideaal zou een gezonde leefomgeving zijn voor iedereen, niet alleen voor de rijke mensen.
Een voorbeeld daarvan is Radiant City, zie afbeelding 15. Waar veel appartementen staan, die uit zijn gegaan van gescheiden functies. Er waren aparte plekken om dingen te doen. In de appartementen kon je wonen, in de stad kon je werken en in het park kon je recreatie uitoefenen. Op deze manier zijn werken en wonen gescheiden, maar zo hou je ook wonen en verkeer gescheiden. Het is een sturende manier van architectuur. Als je een stad zo inricht dwing je mensen om zich op een bepaalde manier te gedragen. Deze idealen zijn heel mooi, ze zijn erg democratisch en daardoor voor iedereen goed.
Toch kan dit ideaal heel verkeerd uitpakken, zoals bij de Bijlmer op afbeelding 16. Het idee van gescheiden functies pakte verkeerd uit. Omdat er in de buurt geen winkels waren, was het in de avonden heel donker op de straten. Waardoor het naar werd om ‘s nachts over straat te lopen. Er heerste veel armoede. Er was te weinig onderzoek gedaan naar welk type mensen naar een huis zochten, dat bleken mensen te zijn die al niet sterk in de samenleving stonden, waardoor het project uitliep tot een ramp.
 
 

Hoe vergelijk je de natuur met de mens?

Ik merkte heel erg dat ze hier bezig zijn met het zoeken naar en ontwerpen van een ideale architectuur. Ik denk dat vele architecten op zoek waren naar orde. Naar iets wat compleet tegenover de oorlog staat. Dat ze opzoek waren naar een architectuur om de wereld te verbeteren. Ze wilden iets opbouwen. Ze dachten dat de mens maakbaar is. Dat je mensen in een bepaalde situatie kunt sturen en er vanuit gaan dat het goed komt. Dat werkt dus niet, zoals je bij het voorbeeld van de Bijlmer kunt zien. Mensen gaan hoe dat ook hun eigen gang, er is altijd wel iets waar de mens zich tegen verzet of waar de mens het niet mee eens is. Ook de natuur is niet maakbaar. Je kunt de natuur niet onder controle houden, je kunt de natuur geen bepaalde richting op sturen. De natuur gaat en staat waar het wilt en is niet te controleren. De natuur is niet maakbaar.
[1]  Gropius, W. Manifesto  of the Staatliches Bauhaus in Weimar. Weimar: 1919

Conclusie

Hoe gaan kunstenaars met natuur om in hun werk?  In de vier hoofdstukken zijn verschillende benaderingen ten opzichte van de natuur voorbij gekomen. Ik stelde een aantal vragen om die verschillen in te duiken en te onderzoeken.
 
In het eerste hoofdstuk ontdekte ik al gauw dat het helemaal niet ging over natuur. maar juist het tegenovergestelde daarvan, cultuur. Alles wat door de mens werd gemaakt. De industrialisatie zette de boel op de kop en mensen vonden het lastig er mee om te gaan. Maar hoe verwerken kunstenaars de nieuwe cultuur dan in hun werk? Dat zag je goed door de manier waarop ze de nieuwe cultuur uitbeelden. Ze werden overweldigd door drukte en snelheid en die prikkels zie je terug in hun schilderijen door veel en vooral snelle lijnen .
 
In het tweede hoofdstuk merkte ik ook dat de cultuur de hoofdrol nam. Door de industrialisatie was er een verlangen naar natuur ontstaan. Natuur was nu niet meer de ‘enge’ natuur, maar een oase van rust en kalmte. Hoe verwerken de kunstenaars dan dat gevoel of die ervaring van natuur in hun werk? Een bepaalde kunstenaar leefde zich in, in dieren. Hij ziet intuïtie als een manier van voelen waardoor je naar het innerlijke van het dier kunt gaan. Als je je inleeft in iets, levert dat kennis op. Als je van binnenuit begrijpt hoe het is om een dier te zijn. Het gaat heel gevoelsmatig, en die ervaring beeld hij uit.
 
In het volgende hoofdstuk geloof ik dat de natuur ook weer op een andere manier geïnterpreteerd. Door de oorlog kwam er veel twijfel aan de gevestigde orde. Ze wenden zich af van de wereld en richtten zich op de kunst. Waarin de nadruk kwam te liggen op toeval. Hoe zie je terug dat kunstenaars de regie uit handen geven en toeval toelaten? Je ziet dat terug in de vrije manier van performance waarbij het publiek een steeds grotere rol krijgt. Daarnaast zie je in beeldend werk een aantal onbedoelde effecten terug. Deze toeval, deze onbedoelde effecten, zijn een goed voorbeeld van natuur. Je haalt je eigen controle ergens weg, en dan krijg je de natuur te zien die handelt.
 
Ten slotte, in het vierde hoofdstuk, zag ik een connectie tussen mens en natuur. Door alle wanorde door de oorlog, vooral terug te vinden in de samenleving, wilden mensen daar iets aan doen. Architecten wilden de samenleving verbeteren. Maar de mens is helemaal niet zo maakbaar, en dat is precies zo met de natuur. Hoe vergelijk je de natuur met de mens? Architecten wilden wijken maken waarin mensen een geweldig leven zouden leiden. Er waren ruimtes speciaal ingericht voor bepaalde bezigheden. Zo had je een wooncomplex, terwijl winkels ergens anders te vinden waren. Het systeem werkte niet, mensen deden toch wel wat ze wilden. En zo denk ik dat dat in de natuur ook gaat. De natuur gaat en staat waar het wilt. Als er een leegstaand huis is neemt de natuur die over. De natuur is niet maakbaar, de mens ook niet.
 
Er zijn dus heel veel verschillende manier om met natuur om te gaan. Toch zie ik een ding die bij alle vier de onderdelen wel terugkomt. Er gebeuren dingen in de samenleving die een negatief effect op de mensen hebben. Zoals de snelheid en drukte van de industrialisatie met daarnaast de wanorde en twijfel aan de gevestigde orde door de oorlog. Al dit zorgt voor een tegenreactie, zoals bijvoorbeeld het verlangen naar de natuur zelf, of het terugbrengen van de natuur in hun werk.