In deze benadering worden kunstenaars niet direct geïnspireerd door de industrie in de samenleving. Maar vooral door de zoektocht naar natuur in de samenleving. Al deze industrie leidde naar een verlangen naar natuur. De kunstenaars binnen deze categorie onderzochten het gevoel wat natuur ze gaf. Zo probeerden kunstenaars zich in te leven in dieren en zochten kunstenaars naar een bepaalde rust in de wereld, die eigenlijk alleen de natuur te bieden had. Maar hoe brachten de kunstenaars het gevoel van natuur over in hun werk?
Ongebondenheid in de natuur
Door de industrialisatie wilden mensen dichter bij de natuur komen. Ze dachten veel na over de natuur, en dat zag je ook terug in de kunst. Lichamelijke vrijheid was belangrijk voor hen. De mens hoort los te zijn in de natuur. De mensen zochten naar een nieuwe verbondenheid; ongebondenheid. Dat wat mensen geestelijk met elkaar deelden. Er is een grote behoefte om vrij te zijn, om niet te veel na te denken over opgelegde normen. En waar is dat mogelijk? In de natuur. Daar kun je vrij zijn, jezelf zijn en met de ander een mooier en beter leven ervaren. Dit alles zie je goed in het werk van Henri Matisse. De danseressen maken wilde bewegingen, met ledematen die alle kanten op zwaaien. Het lijkt een soort oerdans. Je ziet en voelt de vrijheid die men zo graag ontdekte. [1]
Afb 5: Henri Matisse, de Dans, 1909
Duitse expressionisten
Iemand die erg beïnvloed werd door bovenstaande vrije manier van denken over het leven was Franz Marc. Hij verdiepte zich niet in het menselijk leven, maar in het leven van dieren. Hij wilde van binnenuit voelen hoe het is om een dier te zijn. Hij ziet intuïtie als een manier van voelen waardoor je naar het innerlijke van het ding gaat. Je leeft je in, in wat uniek is aan het ding, aan het dier in dit geval.
Afb 6: Franz Marc, de grote blauwe paarden, 1911
Neem het schilderij op afbeelding 6 als voorbeeld. Marc is van mening dat we de dieren eigenlijk helemaal niet in een landschap moeten zetten, maar dat we de dieren op een andere manier moeten bekijken. Deze inleving levert je wezenlijke kennis op. Begrijp van binnenuit wat het betekent om een dier te zijn. Dieren zijn helemaal niet zo verschillend van mensen. Maar om dat inzicht te krijgen, moet je je inleven. Door middel van je intuïtie kom je erachter hoe het is om dier te zijn. Dat gaat allemaal gevoelsmatig.
Afb 7: Vassily Kandinsky, Improvisatie 30, 1913
Ook Vassily Kandinsky werkte heel intuïtief. Hij werd onder andere geïnspireerd door de theosofie van Henri Bergson, genaamd: Elan Vital; het kernprincipe van het leven. Bergson ziet tijd als een continue stroom, waarin intuïtie een grote rol speelt. Elan Vital is dus de levensenergie die dingen schept en altijd door blijft gaan. Intuïtie is heel belangrijk omdat dat iets is wat niet rationeel is, maar iets wat je niet helemaal kunt controleren. De vloeiendheid en dingen laten gaan, het onderdeel zijn van deze levenskracht. Je vertrouwt dat jezelf kennis hebt die je niet kunt beredeneren, dat is die intuïtie. Naast deze theosofie werd hij ook geïnspireerd door (atonale) muziek en de perceptie psychologie die hij daaraan verbond. Hoe werken vormen? Hoe lijken sommige vormen in beweging te zijn? Dit zie je goed terug in een van de 40 Improvisaties die hij maakte, te zien op afbeelding 7. Kandinsky was van mening dat mensen volledig abstract werk misschien als decoratie zouden zien. Dat kunst hierdoor een zinloos decoratief patroon zou worden. Vandaar dat hij een aantal herkenbare objecten in zijn werk heeft gelaten, zoals de kanonnen in dit voorbeeld. Zelf noemde hij de Improvisaties “grotendeels onbewuste, spontane uitdrukkingen van innerlijk karakter, immaterieel van aard”. De suggesties en aanduidingen van deze herkenbare objecten in de vorm van gemaskeerde of verborgen beelden gebruikte hij om de kijker in zijn vergeestelijkte wereld te betrekken. [2]
De Stijl
“Geloof is één met (het hoogste) weten: het is beide kennen van het Universele en staat nog boven aesthetisch zien, dat slechts aanschouwen is van een meer gesluierde openbaring van het Universele: aanschouwen van het Universele in alles.” Dit is een klein gedeelte van wat Theo van Doesburg schrijft over de Nieuwe Beelding, in zijn in 1917 opgerichte tijdschrift: de Stijl. Van Doesburg streeft naar hogere waarden en een universele visie. Hij is van mening dat iedereen op zoek moet naar het zien van het universele. Wanneer alles en iedereen het universele als ideaal stelt, zal er iets veranderen. De duisternis zal verdwijnen en iedereen zal het hoger weten (het zuiver voelen en aanschouwen) naar voren brengen en daar meer aandacht aan besteden. Het speuren naar schoonheid in haar ware essentie is waar de Stijl om draait. Doesburg bedacht dat je dat bereikt als je in de kunst vorm gebruikt om kleur tot zijn recht te laten komen.
De Stijl heeft een liefde voor lijnen die zo eenvoudig zijn dat er eigenlijk alles mee verteld wordt, ze willen dat de vorm het universele wordt. Ze zoeken het universele en uitten dat in vorm. [3]
Links: Afb 8: Theo van Doesburg, Ritme van een Russische danser, 1918.
Rechts: Afb 9: Piet Mondriaan, Compositie, 1921.
De visie van Piet Mondriaan verschilde net een klein beetje met die van Doesburg. Mondriaan zei namelijk: “Het gevoel van schoonheid wordt altijd beperkt door de specifieke verschijning der dingen, daarom abstraheer ik tot ik de essentie van de ware werkelijkheid heb bereikt.” Daarmee bedoelt hij dat er heel veel details zijn in de wereld die je zou kunnen schilderen, zoals sjaals, ringen en schoenen, die je eigenlijk helemaal niet nodig hebt. Die objecten moet je weghalen. Hoe minder poespas, hoe meer het kunstwerk in balans zal zijn en hoe zuiverder het aanvoelt. Hij was eigenlijk opzoek naar het licht en hoger bewustzijn.
Er is een hele goede reden waarom hij dat wil. De eerste wereldoorlog zorgde voor enorm veel chaos, en tegenover die chaos stellen Mondriaan en de Stijl een wereld van innerlijke rust, orde en harmonie in het vooruitzicht. De orde zat op het moment nog niet in de politieke systemen, maar kon je bereiken door vergeestelijking van de mens. Mondriaan was van mening dat mensen zich meer bewust moesten worden van het universele evenwicht dat je kunt vinden in het alledaagse. Hij kiest er in zijn werk daarom ook voor om het volledig abstract te houden. Hij gebruikt horizontale en verticale lijnen en gebruikt voor de invulling van sommige vlakken alleen de primaire kleuren: rood, geel en blauw, met daarnaast ook zwart en wit. [4]
Hoe verwerkten kunstenaars het gevoel of ervaring van natuur in hun werk?
De manier waarop Marc van de Duitse expressionisten het gevoel van natuur in zijn werk verwerkte was eigenlijk door de gedachtegang bij zijn werk. Hij wilde zich inleven in het innerlijk van het dier. Ik denk dat hij door middel van zijn menselijke natuur, zijn intuïtie, dichterbij de natuur wilde komen. Hij wilde iets ongrijpbaars leren begrijpen.
Intuïtie is dus iets wat belangrijk was bij de Duitse expressionisten. Bergson zegt met zijn theorie over Elan Vital, dat intuïtie iets belangrijks is. Juist omdat je het niet kunt controleren. Iedereen heeft een intuïtie, maar bij niet iedereen is het hetzelfde. Intuïtie is het hebben van vertrouwen in kennis die je zelf niet gauw kunt beredeneren.
Ik denk dat mensen continu in zichzelf of in anderen op zoek zijn naar die kennis. Kennis over hoe de natuur, en dus ook jijzelf als persoon, werkt.
Bij de Stijl draaide alles om het vinden van de universele waarheid. Die universele waarheid is eigenlijk de wereld, maar dan zonder details. Overal zijn details: de ringen die ik altijd draag, de videogames die iedereen speelt en zelfs de make-up die vrouwen vaak dragen. Al die toevoegingen zijn niet nodig. Hoe minder poespas hoe beter en puurder. Mondriaan zoekt daarom naar de essentie van de werkelijkheid. Wat hebben we nou echt nog nodig?
Ik vergelijk dat graag met de natuur. In de natuur gaat de natuur altijd zijn gang. De natuur houdt niet van toevoegingen. Staat er een verlaten huis? De natuur neemt het over. De natuur heeft een rust in zich. Ik denk dat Mondriaan op zo’n manier ook zocht naar de essentie van de werkelijkheid. Hij zoekt balans en rust. Dat alles is terug te vinden in de natuur.
[1] Heijnen, E. De bespiegeling. Houten: EPN, 2012 p153
[2] Honour, F & Fleming, J. Algemene kunstgeschiedenis. Amsterdam: Meulenhof, 2009. p780
[3] van Doesburg, Theo. Lesmateriaal ELO. Geraadpleegd: 24-11-2018. P19
[4] Heijnen, E. De bespiegeling. Houten: EPN, 2012 p173