Ik ben van mening dat er veel interactie tussen de museumdocenten en de bezoekers moet plaatsvinden. Iedereen kent de rondleiding in een museum waar je een uur lang een monoloog aanhoort. Dat is niet een negatief iets, want het is vaak heel interessant. Maar als toeschouwer blijf je in een passieve rol en krijg je te horen wat de museumdocent denkt dat belangrijk is in plaats van dat je te horen krijgt wat je zelf of als groep interessant vind. Een actieve toeschouwer kan voor zichzelf, in mijn mening, veel meer uit de rondleiding halen. Een museumdocent doet dat door een verhaal te vertellen, vragen te stellen of door een korte opdracht te geven.
Kennis produceren
Een filosofie die hier goed bij past wordt beschreven in ‘de geëmancipeerde toeschouwer’ door Ranchere. Hij ziet de relatie tussen meester (museumdocent) en leerling (toeschouwer) als iets non-hiërarchisch. Er is geen sprake van een actieve partij die meer weet en een passieve partij die er naar moet streven hetzelfde niveau van kennis te bereiken. Het gaat daarentegen om een interactie die voortduurt, en waarin de overgedragen kennis door geen van beide partijen bezeten wordt. In de relatie tussen leraar en leerling wordt kennis geproduceerd, niet simpelweg overgedragen van de een op de ander.
Creatieve werkplaatsen
Een positieve ontwikkeling vind ik het atelier wat een museum soms heeft. Een atelier in het museum betekent een werkplek bijzonder dicht bij het kunstwerk. Wanneer je na een rondleiding in het atelier kunt werken, kun je de beelden en indrukken die je hebt gekregen verwerken. Door een opdracht uit te voeren die in relatie staat met de tentoonstelling die op dit moment te bezichtigen is, kun je dat wat je hebt gezien een stap verder trekken. Ook ontdekkingsruimtes en creatieve werkplaatsen sluiten daar goed bij aan.
Binnenschools
Creativiteit
Het vak ‘beeldende vorming’ is in mijn ogen veel meer dan alleen goed kunnen tekenen. Het draait in mijn ogen om creativiteit. Ik vind het belangrijk dat kinderen (maar ook volwassenen) vol creativiteit worden opgegroeid. Het is belangrijk dat ze connecties kunnen zien tussen meerdere vakken en beroepen. Dat je kunt tekenen bij biologie en dat je verhalen kunt bedenken bij wiskunde. Creativiteit vind ik belangrijk, creativiteit is niet alleen mooi kunnen tekenen, niet alleen maar techniek, het is ook problemen kunnen oplossen. Creativiteit is ook reflecteren, (kunst) beschouwen, onderzoeken en experimenteren. En dat is zo belangrijk omdat je dát (connecties zien, problemen oplossen en onderzoeken) in bijna elk beroep wel kunt toepassen.
Jezelf leren kennen
Een filosofie dat goed past bij mijn visie en werkstijl is de ‘Expressietheorie’ van Hegel. Volgens de theorie gaat het erom dat wanneer je iets doet of maakt (dat kan kunst zijn), je dan erkent dat je bestaat, en dat wanneer je daar goed naar kijkt, goed kijkt naar jouw creatie, dat je dan een stukje over jezelf leert kennen. Bijvoorbeeld welke kleurencombinaties je wel en niet leuk vind. Maar ook wat jouw inspiratiebron kan zijn. Het komt dus vooral neer op kijken naar en reflecteren op je werk. Het is een manier van leren die natuurlijk voor iedereen weer anders is. Toch denk ik dat het veel leerlingen zal helpen als ik dit ga toepassen in de lessen waar dat mogelijk is.
Het creatief proces
Ik vind dat er twee soorten ambacht zijn. Er is een ambacht waarvan je de techniek goed onder de knie moet hebben, bijvoorbeeld het zo realistisch mogelijk iets kunnen schilderen. Een andere ambacht zie ik als een proces wat in je hoofd zit, zoals bijvoorbeeld het creatief proces doorlopen. En dat is iets wat ik mijn leerlingen bij wil brengen. Het proces heeft bepaalde stappen waardoor het een proces word, maar de stappen kunnen natuurlijk altijd in een andere volgorde lopen, daar is ieder persoon weer anders in.
De leerling dingen laten beleven, als docent laat je de leerling prikkelen, de leerling moet zin krijgen, verkennen en inspiratie opdoen. Je geeft bijvoorbeeld een thema, een aantal kunstenaars of gaat op excursie.
De leerling onderzoekt mogelijkheden en experimenteert daarmee. Daarna kom je bij de reflectie: Hoe kwam ik bij deze keuzes? Wat vind ik het mooiste? Waar heb ik het meeste plezier van? Wat leverde het op?
Naar aanleiding hiervan word weer beeldend werk gemaakt waarin de leerling de reflectie in verwerkt. Tegelijkertijd word er weer gereflecteerd op het onderzoek. Je experimenteert, gaat uitdagingen aan door te experimenteren en maakt daarop gebaseerd weer nieuw beeldend werk.
Tijdens de evaluatie bekijkt leerling het volledige proces en de belangrijkste leerpunten. Deze leerpunten zorgen er weer voor dat je opnieuw geprikkeld word om beeldend aan de slag te gaan en de stappen herhalen zich opnieuw.
Het reflecteren zie ik bijna als iets wat nog belangrijker is dan het beelden werk zelf. Wanneer je niet reflecteert, kom je niet op nieuwe ideeën en kom je niet met nieuw werk.